Samenvatting van het artikel ”Het begrip taboe”                                

 

Dit artikel is een onderzoek naar de herkomst en de betekenis van het (vooral in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw) veel gebruikte begrip taboe. Het woord “taboe” is afkomstig van de Polynesische eilanden en het werd voor het eerst opgetekend door de wereldreiziger kapitein Cook. Deze schreef op 15 juni 1777 in zijn logboek: “When dinner came on table not one of my guests would sit down or eat a bit of any thing that was there. Every one was tabu, a word of a very comprehensive meaning but in general signifies forbidden”. Toen kapitein Cook en zijn staf het woord “taboe” eenmaal hadden leren kennen werd de betekenis hiervan voor hen een onderwerp van discussie. Ze gebruikten het om allerlei voor hen onbegrijpelijke gedragingen van de plaatselijke bevolking te verklaren en zo veranderde het van een woord in een begrip en een verklaringsprincipe. Rond 1800 werden de reisverslagen van kapitein Cook in brede kring gelezen en hiermee werd het begrip taboe geïntroduceerd in de westerse wereld.

      De theoretische uitbouw van het begrip taboe vond geruime tijd later plaats, namelijk aan het eind van de negentiende eeuw. Deze uitbouw was hoofdzakelijk het werk van drie geleerden: Frazer, Robertson Smith en Freud. Hij begon in 1888 met een beroemd geworden artikel van Frazer over het begrip taboe in de “Encyclopedia Britannica”. In dit artikel, en in zijn boek “The golden Bough” (1890), stelde Frazer dat de moraal van primitieve volken wordt beheerst door taboe’s en hij beschreef deze taboe’s als een primitieve en minderwaardige vorm van ethiek. Vrijwel tezelfder tijd, in 1889, publiceerde Robertson Smith zijn boek “The Religion of the Semites”, waarin hij stelde dat er aan de latere positieve religie van de Israëlieten in het Oude Testament een onbewuste, religieuze traditie is voorafgegaan die niet meer was dan een verzameling taboe’s en een heidens bijgeloof. Tenslotte publiceerde Freud in 1912/1913 zijn “Totem und Tabu”, waarin hij de taboevoorschriften van de primitieve volken gelijkstelde aan de dwang van de dwangneurotici.

      In ieder van deze drie opvattingen wordt de moraal van primitieve volken met behulp van het begrip taboe op een negatieve en kleinerende wijze besproken. Om te kunnen begrijpen waarom men dit zo gemakkelijk deed moet men zich verdiepen in de politieke ontwikkeling van de negentiende eeuw. Vanaf ongeveer het midden van deze eeuw kreeg de evolutietheorie in de agressieve versie van Spencer, Darwin en Huxley een enorme invloed op het denken. Deze evolutietheorie verbond zich met de politiek en hieruit ontstond het sociaal darwinisme, dat de leer van de natuurlijke selectie van de individuen doortrok naar de volken. Het politieke denken werd beheerst door het denkbeeld van het bestaan van hogere en lagere volken en dit denkbeeld speelde een belangrijke rol bij de rechtvaardiging van de imperialistische in bezitname van Afrika tussen omstreeks 1880 en 1914.

      Het was in deze sfeer dat de theoretische uitwerking van het begrip taboe plaats vond. Het werd een begrip waarmee zich superieur voelende mensen oordelen over de moraal van een in hun ogen lager soort mensen zonder hoger geestelijk leven. Het artikel eindigt met de stelling dat een dergelijk begrip in een grote behoefte voorziet en daarom nog wel lang zal blijven bestaan.

 

(deze samenvatting is geschreven in juni 2007)